Ionesco beweert dat de meeste van zijn stukken ontstaan zijn uit dromen en daarom zo nonsensicaal en surrealistisch konden overkomen. ‘De koning sterft’ komt daarom in eerste instantie klassiek, haast Shakespeariaans over. Het stuk vertelt op lineaire wijze het verhaal van een koning (Bérenger de 1ste) die voor de ogen van de toeschouwers en omringd door zijn naasten (twee koninginnen, een meid/verpleegster, een wachter en een beul/chirurg) langzaam sterft.
Bij de eerste opvoeringen meenden velen te kunnen poneren dat Ionesco met ‘De koning sterft’ klassiek was beginnen te schrijven en het avant-garde vaarwel had gezegd. Niets is minder waar.
Zijn schriftuur is rijker, dieper, persoonlijker, gewaagder en gelaagder geworden.
Dit heeft, mijn inziens, alles te maken met het feit dat Ionesco zich voor dit stuk liet inspireren door zijn eigen beleving, nl. dat hijzelf zeer ziek geworden was en de dood zelf recht in de ogen gekeken had. Hiermee heeft hij zijn eigenzinnige levensvisie en originele schriftuur kunnen combineren met de kracht van een eigen fundamentele levenservaring.
Alles in ‘De koning sterft’ is een bewijs van deze ontwapenende diepgang en intelligentie, nooit ontdaan van de nodige humor en meesterlijke scherpzinnigheid.
Om te beginnen is het stuk opgebouwd als een grote eenakter, ogenschijnlijk zonder structuur of plotwendingen, als een muzikale spiraal vol crescendo’s en decrescendo’s. Maar wie aandachtig inzoomt, ontdekt een haast chirurgische beschrijving van de verschillende mentale én fysieke fases die iemand doormaakt, wiens sterven nakend én bewust is: nl. negatie, woede, angst, onmacht, weemoed en ten slotte berusting en aanvaarding enerzijds en fysieke aftakeling van de hersenen, spieren, longen en het hart anderzijds.
Deze haast psychologische ‘klassieke’ structuur wordt voortdurend doorspekt met groteske en ‘absurde’ taferelen vol zwartgallige humor en hallucinante beeldspraak. Hierdoor is het stuk ook niet te vatten onder één noemer, voortdurend wisselend tussen beklijvende emoties en cynische oneliners, tussen poëtische melancholie en carnavaleske uitspattingen, tussen filosofische inzichten en platvloerse uitlaten.
Maar Ionesco gaat nog verder.
Bérenger de 1ste is misschien een koning, maar hij is vooral een mens zoals u en ik, en daar laat Ionesco geen twijfel over bestaan. Het (letterlijk!) afbrokkelende koninkrijk en de (letterlijk!) verdampende onderdanen zijn enkel maar bespiegelingen van het fysieke verval en de innerlijke aftakeling van elke stervende mens. De nevenpersonages zijn, naast archetypen uit middeleeuwse sprookjes, uiteindelijk maar vleesgeworden emoties en inzichten die, het einde met rasse schreden naderend, met elkaar in botsing komen.
Maar Ionesco gaat nog veel verder.
In de meeste van zijn stukken vult de scène zich met rekwisieten naargelang de actie zich ontwikkelt. In ‘De koning sterft’ gebeurt net het omgekeerde. Alles en iedereen verdwijnt geleidelijk aan voor de ogen van de toeschouwer – incluis de koning zelf. Hiermee verbeeldt Ionesco allicht het feit dat de dood gelijk zou zijn aan het Grote Niets, maar hij slaagt er vooral voortreffelijk in om de toeschouwer zelf de stervende te laten zijn, voor wie het niet hijzelf maar de wereld rond hem is die sterft.
In een interview zei Ionesco: ‘We zouden moeten kunnen leren sterven. Ik zou moeten kunnen leren sterven. We zouden elkaar moeten kunnen helpen sterven. Het lijkt mij onze belangrijkste opdracht, aangezien we allemaal stervenden zijn die weigeren te sterven. Dit stuk is een poging tot een les in sterven.’
Tot slot, toch nog dit, voor zij die met een les in sterven niet echt bediend zijn… Hoe onverbiddelijk en onontkoombaar ons nakend einde ook moge zijn, het is tevens een spektakel, een schouwspel, een ceremonie, een feest (het is niet voor niets dat Ionesco dit stuk eerst de titel ‘la Cérémonie’ wilde meegeven!). Laten we dus met het sterven en de doodstrijd van één individu ook het leven en de vrolijke zinloosheid van ons bestaan vieren.
Dus met de titel ‘De koning sterft’ is alles én niets gezegd…
En er staan u nog meer verrassingen te wachten…
Met een ijzersterke ploeg, zowel voor als achter de schermen, werken we aan een onvergetelijke theaterervaring. Voor minder gaan we niet!
De Koning is dood! Leve de Koning!
Vital Schraenen, 1/1/2017
In een land dat letterlijk en figuurlijk totaal verbrokkelt, waar de zon niet meer opkomt, waar alle ministers op vakantie zijn en waar de verwarming niet meer werkt, sterft een koning, omringd door zijn min of meer geliefden.
Balancerend tussen Shakesperiaanse epiek en zwartgallig absurdisme serveert Ionesco ons een beklijvend meesterwerk dat niemand onberoerd kan laten.
Want twee zaken staan vast: een koning is ook maar een mens én iedereen sterft!
(Dus ge kunt er beter om lachen...)
Met ‘De koning sterft’ schreef Eugene Ionesco (op 2 weken tijd!) een unieke bladzijde uit de hedendaagse westerse theatergeschiedenis. Niemand deed het hem voor en niemand deed het hem tot dusverre na. Gedurende 60 bladzijden of anderhalf uur een koning laten sterven op een toneelscène (zoals de titel trouwens niets aan de twijfel overlaat)!
En hiermee is alles gezegd. Of toch niet…
Eugène Ionesco (1909 – 1994), geboren in Roemenië, staat bekend als een invloedrijk Frans toneelschrijver. Hij wordt, samen met Samuel Beckett, als één van de belangrijkste vertegenwoordigers van het naoorlogse absurde toneel gezien. Zijn toneelstukken werden vaak geïnspireerd door de (in zijn ogen) waanzin van het alledaagse leven. Tot zijn vroege werken behoren ‘De kale zangeres’ (1950), ‘De les’ (1951) en ‘De stoelen’ (1951). Tot zijn latere werken behoren ‘Rhinocéros’ (1959), en ‘De koning sterft’ (1962). Het absurdistische in zijn werk evolueert van nonsensicale verbuigingen van de realiteit tot existentiële betekenisloosheid van het bestaan.
Vital Schraenen is sinds 1988 werkzaam in de theaterwereld als auteur, regisseur, acteur, licht- en decorontwerper, vertaler/bewerker, coach en participatieve projectontwikkelaar. Hij werkte o.a. voor De Tijd, Internationale Nieuwe Scène, Vlaamse Opera Stichting, Ensemble Leporello, Theater Stap, Fabuleus, De Vieze Gasten, Compagnie Thor, het Brussels Brecht-Eisler koor, 30CC-leuven, Zinneke Parade, MET-X, La Fabrique Imaginaire.
Als acteur was hij vooral te zien in voorstellingen van Ensemble Leporello (o.m. ‘Brussel, een Oerwoud’, ‘De Cid’, ‘Een Tartuffe’, en recent ‘Het Laatste Feest’).
Hij is artistiek leider van het muziektheatergezelschap Tirasila en regisseerde er o.m. ‘KRSK!’, ‘’t ManneHart’ en ‘Slachtwerk’.
Sinds 4 jaar is hij als acteur actief bij het internationaal toerende Brusselse gezelschap Fabrique Imaginaire in de voorstelling ‘Du vent... des fantômes’.
Naast het artistiek leiden van grootschalige stedelijke (vaak participatieve) evenementen (zoals de openingsceremonie voor Brussel 2000, OdeGand 2003 te Gent, openingsevents ‘Beautanik’, van ‘Start 07!’ tot en met ‘Start 09!’ van 30CC, een totaalevenement rond “Mijn Kleine Oorlog” van L.P. Boon te Brussel en Ieper, een reeks openluchtprojecten binnen het Mechels festival ‘Stadsvisioenen 2009’, een parade voor 975 jaar Keerbergen in 2011, artistieke coördinaties voor de Zinneke Parades van 2012 en 2014, de seizoen opener (2013) van 30CC ‘Canta Luna’ met 250 zangers) is hij hoofdzakelijk actief als freelanceregisseur van muziektheaterproducties (waaronder “Vergeten straat, een volksopera”, of ‘Vive la Sociale’ van Het Brussels Brecht-Eislerkoor en het Hasselts Omroerkoor, “Frankenstein” van Theater Stap, “Ljublju”, een straat-instrumenten-opera naar A. Tsjechov door Maatschappij Excelsior, “Ceci n’est plus Carmen” naar G.Bizet, “Foor 11” met de Nieuwe Snaar).
Geregeld realiseert hij ook producties met amateurgezelschappen en amateurkoren. Onder meer ‘Drie zusters’ van Tsjechov en ‘De Zelfmoordenaar’ van Erdman bij Toneel Heverlee, ‘Menuet’ naar L.P. Boon bij Theater Hellespot. Bij de Reynaertghesellen realiseerde hij ‘Ubu Koning’ naar Jarry, ‘Wachten op Godot’ van Beckett (beiden genomineerd voor de Euripidesprijs 2009 en 2010), ‘De toevallige dood van een anarchist’ van Dario Fo en een eigen vertaling/bewerking van ‘Le Bourgeois Gentilhomme’ naar Molière.
Als koorregisseur tekende hij in 2015-16 de jubileumvoorstellingen van zowel Contrarie als Viermaliks.
Het meest in het oog springende bij de ploeg waarmee je een theaterproductie op de scène zet is uiteraard de groep spelers. Guy De Smedt, Luk Derden, Katrien Favoreel, Rita Sepelie, Luc Stroobants, Tina Vertommen geven gestalte aan de kleurrijke personages in ‘De koning sterft’.
Maar er is minstens evenveel volk nodig achter, voor en naast de scène (hoewel “scène” deze keer niet het juiste woord is – je zal bepaald verrast zijn wanneer je Zaal Heliand binnenkomt). Het werk van de decorploeg met onder meer Geert Fouquaert, Johannes Gross, Walter Nieuwendijk en Jan Uytterhoeven, geleid door Peter Craps. Jelle Delaitemps zorgt voor de rekwisieten en Dirk Reynaerts doet het licht. Er is ook altijd iemand die het overzicht bewaart, de productieleider: deze keer is dat Ruth Cloots. Lieve Lemmens assisteert de regisseur en de regisseur, dat is Vital Schraenen.
En dan zijn er nog een paar tientallen mensen die de zaal schoonmaken voor de voorstellingen, of programma’s aanbieden, of aan een van de kassa’s zitten, of de drankjes uitschenken die jij bestelt. Je ziet het: veel meer volk dan je zou denken.